Bordspel – thema Taalbouwstenen
Stelling: Het corrigeren van taalfoutjes is nodig maar moet op school gebeuren en niet thuis.
Wist-je-datje: Een kleuter leert iedere dag nieuwe woorden en nieuwe zinnen. Dat al die woorden en zinnen niet meteen netjes uitgesproken worden, dat is helemaal niet zo erg. Zolang je maar begrijpt wat je kind bedoelt, dan kom je al een heel eind. Op deze leeftijd is het belangrijkste dat je als leerkracht maar zeker ook als ouder je kleuter stimuleert om te praten. Dat kun je doen door ruimte te geven om te praten, gevarieerde vragen te stellen en door je kleuter inhoudelijk uit te dagen. Door je kleuter steeds te corrigeren op taalfouten, kan je kind onzeker worden. Daardoor ontmoedig je de communicatie juist en dat wil je niet. Maar hoe kun je dan je kind corrigeren? De truc is om impliciete feedback te geven op taal en door te gaan met communiceren. Ga in op de inhoud van wat er verteld wordt en niet op de vorm. Dat kun je op twee manieren doen:
Expanderen
Je neemt dan de uiting van het kind over, breidt deze uit en geeft de uiting in goede vorm terug. Bijvoorbeeld: ‘Mama stoel pakken’ wordt dan ‘Mama moet de stoel pakken’.
Modelleren
Je geeft dan een goede antwoordzin terug. Bijvoorbeeld op de mededeling: ‘Kijk mama, daar hangen allemaal slotten’ kun je antwoorden: ‘Dat zijn inderdaad heel veel sloten. Hoeveel sloten tel jij?’
Je zegt dus liever niet expliciet dat iets fout is, want dat remt de zin om te spreken bij je kind. Er is echter een uitzondering: geheugenfouten. Blijft je kleuter herhaaldelijk een verkeerde betekenis toekennen aan een specifiek woord, dan kun je soms toch beter expliciete taalfeedback geven en je kind corrigeren.